Zoals binnen vrijwel iedere door een ringmuur beveiligde stad, breidde Maastricht zich ook na 1229 snel door immigratie uit. Buiten de poorten tekende zich lintbebouwing af langs de toevoerwegen. Dit bemoeilijkte de verdediging van de stad immers de lintbouwing vormde een obstructie van het schootsveld. Er ontstaan dus nieuwe wijken, zoals het Lakenweverskwartier voor de Leugenpoort op de markt en de wijk van de lakenbereiders en leerlooiers tussen de takken van het riviertje de Jeker in het zuiden. Ook buiten de poorten van de eerste omwalling lagen graan- en oliemolens, onontbeerlijke hulpmiddelen voor de voedselvoorziening. Toen bleek dat de vijand de Jekermolens stil kon leggen door de stroom af te dammen, gingen de Maastrichtenaren gebruik maken van scheepmolens, waarvan de raderen door het Maaswater in beweging werden gebracht. De uitbreiding van het bebouwde oppervlak maakte al in de 13e eeuw de aanleg van een tweede, ruimere enceinte noodzakelijk. Ook deze kwam gefaseerd tot stand. Eerst een gracht met een aarden wal, in de loop van de 14e eeuw verrees op deze omwalling een stenen muur. Wellicht werden toen voor de eerste keer de poorten in metselwerk uitgevoerd. In Wyck bleek de noodzaak tot uitbreiding veel kleiner, omdat de begrenzing door een Maasarm de mogelijke uitbreiding in de weg stond.
|
In de eerste ommuring: 1. Helpoort |
In de tweede ommuring: 12. Sint Pieterspoort |
NB. poort nr. 7, 8 en 11 bleven ook opgenomen in eerste verdedigingsgordel van de tweede omwalling.
De trouw aan zijn beide soevereinen, de kerkvorst van Luik en de Hertog van Brabant (vanaf 1430 de machtige hertogen van Bourgondië) en in de 16e eeuw, de trouw aan keizer Karel V en koning Filips II, maakten van Maastricht een ontwikkelend bolwerk van de Bourgondisch-Habsburgse uitbreiding in de Nederlanden. Niet te vergeten is de invloed van de beide Kapittels op de ontwikkeling van de stad als zodanig.