parma-kleinWaarschijnlijk heeft deze onbekende schilder Maastricht niet echt bezocht en heeft hij zijn fantasie haar werk laten doen. Zichtbaar is wel dat men trots was dat men Maastricht in 1579 had veroverd. Farnese kreeg als beloning de titel hertog van Parma.

Garnizoenstad

Tot 1567 wordt de stad op eigen kracht met behulp van schuttersgilden en de in ambachten georganiseerde burgerij verdedigd. Echter onder bevel van de landvoogdes Margareta van Parma wordt ze dan i.v.m. het strategisch belang gedwongen een permanent garnizoen op te nemen. De benoemd militair gouverneur is vanaf dat moment een feit.

In de eerste fase van de Tachtigjarige oorlog is Maastricht, als toegangspoort van de Zuidelijke Nederlanden, voor beide partijen van uiterst belang. De pogingen van Willem van Oranje en zijn broers in 1568 en 1574 om de stad in te nemen zijn tot mislukking gedoemd omdat ze onvoldoende voorbereid waren ( te korte ladders of een ontzettingsleger dat ontzag inboezemt)

 

De Woelige Periode
In 1576 woedt de Spaanse furie in de stad. Drie jaar later wordt Maastricht na een heroïsche verdediging door Veldheer Parma ingenomen. In 1632 moet Maastricht capituleren voor de "stedendwinger" Frederik Hendrik en wordt het een , in het zuiden, gelegen vesting van "De Republiek der Zeven Provinciën". De Staten-Generaal treedt in de rechten van de Hertogen van Brabant, de Prins Bisschop van Luik blijft de gerespecteerde maar machteloze mede-soeverein.

Intussen had het vuurgeschut een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt. De stenen kogels werden vervangen door gietijzeren kogels die een groter effect hadden op de stenen muren. De kanonnen werden zwaarder en effectiever. De middeleeuwse stadsmuur bood hiertegen onvoldoende bescherming en was evenmin geschikt voor een doeltreffend gebruik van de stedelijke donderbussen waarvan de zwaardere types geromantiseerde namen hadden zoals "kwade Griet", "de rode Hond" en "de Maagd van Tricht".

De modernisering van de vesting kwam tot stand op aandringen van Brussel (1542-1555) en vervolgens ten gevolge van het beleg door Veldheer Parma in 1579. Deze modernisering omvatte het versterken van de enceinte (ringmuur), door het dichtmetselen van de weergang-bogen en het opwerpen een aarden dijklichaam tegen de binnenzijde van de muur.maastricht markt 1576maastricht markt 1576 Waar nodig werd aan de binnenzijde van de muur een keermuur aangebracht.( bij Klevarie nog te zien).

De torens, die goede richtpunten waren voor de vijandelijke kanonnen, werden tot muurhoogte afgebroken en vervolgens volgestort met puin, zodat op die overgebleven torens kanonnen konden worden geplaatst. De kantelen op de muren werden door een doorlopende borstwering van baksteen vervangen. Hierdoor werd het weerstandsvermogen van de enceinte opgevoerd en kreeg men geschikte ruimte voor het opstellen van eigen geschut op de walmuur en de afgeplatte torens, de zogenaamde rondelen. Tevens werd er voor het eerst buiten de walmuur voor de poorten en later aan de voet van sommige rondelen lage veelhoekige geschutplatforms aangelegd. Men noemde ze ravelijnen en kon men nu de gracht en de veldzijde van de muur doeltreffend bestrijken. De ravelijnen lagen als eilandjes in de gracht en onttrokken de poorten aan het zicht van de vijand. De val van het ravelijn voor de Brusselsepoort was in 1579 de oorzaak van de val van de Brusselsepoort en inname van de stad, gevolgd door de tweede Spaanse Furie.

 

In 1579 werd voor het eerst door de belegeraars gebruik gemaakt van onderaardse mijngalerijen als element van de aanval.

Hogenberg kaart van Maastricht animatieBekijk de 3D video van de Hogenberg kaart 1623.

De zuidelijke sector werd beveiligd door een natte gracht en kon bovendien door inundatie met water vanuit de Jeker worden beschermd.

Omdat de Maas in droge periodes de noordkant onvoldoende van water kon voorzien werd kort na 1579 door het Spaans Garnizoen een diepe geul in de bodem van de droge gracht tussen de "Tongersepoort" en de "Lindenkruispoort" gegraven. Dat was dus een open verbinding vanuit de Jeker, die de gracht voor de Lindenkruispoort van water voorzag.
Voorafgaande aan het garnizoen was bekostiging van de vesting een zaak van de Magistraat ( de stad). Nu werd voor het eerst door het garnizoen bijgedragen aan de verbetering van de vesting. Daarom werden onderhandelingen over de hoogte van bijdrage gestart.

Vanaf Nieuwstad tot aan de Tongersepoort is de gehele muur nog in tact, behoudens circa 150m vanaf Haet ende Nijd naar de oude SintPieterspoort.