250x160 img 2738

Maastricht bezit een onderaards netwerk van militaire aard dat zich o.a. uitstrekt onder de Hoge Fronten. Tegenmijnen werden in de regel aangelegd in hoog terrein, waar de verdedigingswerken droge grachten hadden. In Maastricht werden echter ook onder lager gelegen gronden, nl. in het noorden van de Vesting en in Wyck gangenstelsels aangetroffen. (Ook al waren ze minder uitgestrekt dan die van de hoger gelegen Fronten en kwam het wel eens voor dat bepaalde galerijen onder water liepen). De meest vooruitgeschoven mijngalerijen lagen gewoonlijk onder de glacieën en bedekte wegen; de meer naar achteren gelegen fortificaties waren meestal voor een gedeelte gemineerd.
Mijngangen of mijngalerijen vormden een onmisbaar element van de verdediging daar de vijand zich vanaf de 16e eeuw van ondergronds aangebrachte buskruitmijnen bediende om bressen te slaan in de vestinggordel. Tijdens het beleg van 1579 blijken reeds mijngalerijen aanwezig te zijn onder bepaalde gedeelten van de bedekte weg. Ze werden aangelegd op bevel van Tapijn en waren voorzien van mijnkamers. Springladingen werden bijvoorbeeld aangewend voor vernietiging van een Spaanse loopgraaf buiten de Tongersepoort. Echter de naderingsmijn van de ingenieur Plato tegen het ravelijn werd niet tijdig ontdekt, zodat de Spanjaarden kans zagen een gedeelte van het verdedigingswerk in de lucht te laten vliegen.
De in de periode 1632- ca. 1648 tot stand gekomen buitenwerken in de sector Tongersepoort-Boschpoort werden voorzien van semipermanente mijngalerijen, waarvan een gedeelte tot in de loop van de 18e eeuw behouden bleef. Na de vrede van Munster stortten deze mijnen in bij gebrek aan onderhoud, totdat men in 1672 een gedeelte van de contramijnen weer in goede staat werden gebracht. In 1673 werden door de Fransen de vernielde mijngalerijen in metselwerk op orde gebracht. Toen de gemetselde galerij in Maastricht haar intrede deed, werden amorces, rechtstaande openingen/nissen in de zijkant van gangen gemaakt.  In oorlogstijd kon men vanuit zo'n nis nieuwe, in hout uitgevoerde, dwarsgangen aanleggen. 
Door de aanleg van tegenmijngangen was men in staat de ondergrondse nadering van de vijand tijdig te ontdekken, zijn stellingen te vernietigen, zijn springladingen onschadelijk te maken, opgegeven versterkingen op te blazen en een bestorming van bressen te verhinderen. Dit netwerk onder de grond bleef intact. Het ondergronds verdedigingstelsel omvat naast voorbeelden uit 1690, 1747 en 1755 en 1759, in hoofdzaak de tussen 1770 en 1785 uitsluitend in metselwerk - wanden van mergelsteen en bakstenen tongewelven- aangelegde mijnenstelsels, die volgens de richtlijnen van Du Moulin tot stand kwamen en door hun ruime afmetingen een hoge graad van perfectie vertonen.

250x160 img 2751


In de periode van Koning Willem 1 werd ook een aantal afzonderlijke mijnenstelsels met elkaar verbonden. In feite hield dit in dat de hoeken onder de saillant van de lunetten met elkaar verbonden werden. Dit geheime doolhof met zijn ronde overkoepelde kapellen, zijn wijdse caponnières , trappen, kruitkamers en talloze gangen betekende een dodelijk gevaar voor de vijand boven en onder de grond. Zodra de nadering van vijandelijke mineurs in de écoutes (luistergangen) was opgemerkt groeven de verdedigers vanuit een van de vele nissen in de galerijwanden een gang naar het gesignaleerde punt en trachtten daar een springlading tot ontploffing te brengen.
onder de grondWaren mineurs of commando's van de vijand in een mijnenstelsel doorgedrongen dan vonden zij de weg versperd door talrijke deuren, waarachter lichte, in zinkputjes verborgen mijnen waren aangebracht, die het gewelf op de indringers kon doen neerstorten. Thans is het onderaards labyrint van ca. 12 km een uniek monument van verdedigingskunst.
In de tweede wereldoorlog was een gedeelte van het tegenmijnenstelsel schuilgelegenheid. De ingang bij het Borgesiusplantsoen in de wijk Blauw Dorp is daar een voorbeeld van. Ook op de Elisabeth Stroevenlaan, Aert van Trichtweg, ........
Zo bevond de toegang tot Bastion Maria zich in de garage van de voormalige zuivelfabriek Sint-Servatius aan de Statensingel nr.138.
In de binnenstad werden in die tijd kelders met elkaar verbonden.