De tweede Stadsomwalling

  • De tweede Stadsomwalling

     

    braun hogenberg III 15 sDe tweede Stadsomwalling

    In de loop van de 15e eeuw werden alle veldpoorten aanzienlijk versterkt. Sommige met twee flankeringstorens, andere, met een barbacane of bruggeschans, die voor de Brusselsepoort de vorm kreeg van een imposant verdedigingswerk. De poorten hadden een verdieping van waaruit een valhek, het z.g. orgel, in de doorgang kon worden neergelaten. De torens waren vrijwel allemaal met een spits bedekt. Op de aarden wal, waarvan het schuin oplopend buitentalud de vijand het voordeel van de dode hoek ontnam, verhief zich de muur.

    Ook de tweede enceinte droeg aan de stadszijde een weergang. Dit waren pijlers, verbonden door bogen (togen), van waaruit men door schietsleuven in de kantelen, de vijand bestookte. De tweede enceinte begon ten westen van de Helpoort bij "de Toren achter de Faliezusters". Toen deze ca. 1906 werd gerestaureerd en gedeeltelijk herbouwd, kreeg deze toren, de foutieve naam Pater Vincktoren. Deze muur liep langs “de Lange Toren” op de zuidwesthoek  en "de Tongersepoort" met een onregelmatige boog naar het meest westelijke punt, "de Brusselse Poort". Van hieruit liep de muur in een min of meer rechte lijn naar het noordoosten.

    Een stuk voorbij "de Lindenkruispoort", boog de muur naar het oosten af, om langs "de Hochter- of Boschpoort", via de toren "Achter de Biesen" de Maas te bereiken. Daarna volgde de muur de oever van de rivier, tot aan de "Veerlinxpoort", in de eerste ommuring.

    De tweede omwalling in Wyck kreeg ook vorm in hardsteen, maar was zoals eerder vermeld van geringere omvang.

  • Noodzaak uitbreiding van de Vesting

    Zoals binnen vrijwel iedere door een ringmuur beveiligde stad, breidde  Maastricht zich ook na 1229 snel door immigratie uit. Buiten de poorten tekende zich lintbebouwing af langs de toevoerwegen. Dit bemoeilijkte de verdediging van de stad immers de lintbouwing vormde een obstructie van het schootsveld.  Er ontstaan dus nieuwe wijken, zoals het Lakenweverskwartier voor de Leugenpoort op de markt en de wijk van de lakenbereiders en leerlooiers tussen de takken van het riviertje de Jeker in het zuiden. Ook buiten de poorten van de eerste omwalling lagen graan- en oliemolens, onontbeerlijke hulpmiddelen voor de voedselvoorziening. Toen bleek dat de vijand de Jekermolens stil kon leggen door de stroom af te dammen, gingen de Maastrichtenaren gebruik maken van scheepmolens, waarvan de raderen door het Maaswater in beweging werden gebracht. De uitbreiding van het bebouwde oppervlak maakte al in de 13e eeuw de aanleg van een tweede, ruimere enceinte noodzakelijk. Ook deze kwam gefaseerd tot stand. Eerst een gracht met een aarden wal, in de loop van de 14e eeuw verrees op deze omwalling een stenen muur. Wellicht werden toen voor de eerste keer de poorten in metselwerk uitgevoerd. In Wyck bleek de noodzaak tot uitbreiding veel kleiner, omdat de begrenzing door een Maasarm de mogelijke uitbreiding in de weg stond.

    Poorten1

    In de eerste ommuring

    1. Helpoort
    2. Looierspoort
    3. Lenculenpoort
    4. Tweebergenboort
    5. Grote Poort
    6. Leugenpoort
    7. Veerlinxpoort
    8. OLV Poort
    9. St Maartenspoort
       Wyckergrachtstraat
    10. St.Maartenspoort
       Rechtstraat
    11. Hoogbruggepoort

    In de tweede ommuring:

    12. Sint Pieterspoort
    13. Tongersepoort
    14. Brusselsepoort
    15. Lindenkruispoort
    16. Boschpoort
    17. St. Maartenspoort
         buiten(N-O hoek Wyck)

    NB. poort nr. 7, 8 en 11 bleven ook opgenomen in eerste verdedigingsgordel van de tweede omwalling.

    De trouw aan zijn beide soevereinen, de kerkvorst van Luik en de Hertog van Brabant (vanaf 1430 de machtige hertogen van Bourgondië) en in de 16e eeuw, de trouw aan keizer Karel V en koning Filips II, maakten van Maastricht een ontwikkelend bolwerk van de Bourgondisch-Habsburgse uitbreiding in de Nederlanden. Niet te vergeten is de invloed van de beide Kapittels op de ontwikkeling van de stad als zodanig.